|
Bob Vandendriessche Kenmerken: Onze kleinste woelmuis; kleine oogjes, bedekte oorschelpen. Goed determinatiekenmerk: een gemiddeld kortere achtervoet die 5 i.p.v. 6 zoolkussentjes telt. Biotopen: Bermen, grasland, parken, tuinen, boomgaarden... Voorkomen: Hun ondergrondse levenswijze maakt het moeilijk hun aanwezigheid in een gebied vast te stellen. Waarschijnlijk wordt ze relatief minder vaak door uilen geslagen, hoewel ze in Vlaanderen gemiddeld 4% van de kerkuilprooien uitmaakt. Ze laat zich ook weinig door live-traps verschalken. Dit zijn twee redenen waarom de soort mogelijk onderschat wordt. In Nederland wordt de soort beschreven als afhankelijk van kleinschalig landschap en daardoor 'bedreigd in gebieden met een intensieve landbouw', maar bij ons werd de soort relatief even talrijk aangetroffen in kerkuilbraakballen uit de streek Roeselare - Tielt - Wingene als in die uit het Hageland. Alleen in gebieden waar de Veldmuis dominant is komt de Ondergrondse woelmuis beduidend minder voor.
Totaal: 23,59%, zeker: 2,19%, relatief zeker: 0,31%, braakbalgegevens: 21,72% |
Design & maintenance: Thierry Onkelinx
|