Ree
Vorige ] Start ] Terug ]

 

Ree
Capreolus capreolus (Linnaeus, 1758)
roe deer
le chevreuil
das Reh

Bart Christiaens

Kenmerken: Kleine hertesoort met een schofthoogte van ongeveer 70 cm. De zomervacht is roodbruin, de wintervacht is grijsbruin. De witte spiegel is bij de vrouwtjes hartvormig, bij de bokken ovaal. De bokken dragen het grootste deel van het jaar ook een klein gewei, tot 25 cm in lengte. Vanaf oktober wordt het gewei afgeworpen. Het ontwikkelen van een nieuw gewei duurt ongeveer 4 maand.

Biotoop: De ree vereist de aanwezigheid van voldoende dekking, meer bepaald bosgebieden, waarin ze zich hoofdzakelijk overdag kunnen schuilhouden. Vooral bij schemering gaan ze grazen in de meer open (landbouw)gebieden.

Status: De massale aanwezigheid van hoge landbouwgewassen, vooral maïs dan, heeft ervoor gezorgd dat sterk geïsoleerde bossen ook konden gekoloniseerd worden.

Voorkomen: Dat de ree vaker in West- en Oost-Vlaanderen opduikt, zij het nog steeds in zeldzame gevallen, heeft ongetwijfeld in grote mate met de maïscultuur te maken. De jacht zorgt er echter voor dat het bij een zeldzame en vaak kortstondige uitbreiding blijft. In de provincies Limburg, Antwerpen en Brabant komen grote populaties voor.

Kaart 70: Ree - Capreolus capreolus (1986-1997)
Kaart 70: Ree - Capreolus capreolus (1986-1997)

Totaal: 23,91%, zeker: 4,84%, relatief zeker: 22,34%